Overige filosofen

Georg W. F. Hegel,
Stuttgart 27 augustus 1770 – Berlijn 14 november 1831

Hegel schrijft als vijftienjarige kind  “Het was vandaag een feestdag, ik ben niet naar de kerk geweest, maar ben in het bos gaan wandelen”.  Een jaar later  “Alle mensen hebben de bedoeling zich gelukkig te maken, sommigen offeren om andere gelukkig te maken. Dit levert tijdelijk voordelen op, ze hebben geen ware gelukzaligheid opgeofferd”.
Als volwassene beeldt hij de burgerlijke maatschappij uit met de verloren zedelijkheid en daarin heeft een ieder zichzelf als doel, al het andere is niet belangrijk. In 1799 schrijft hij vol kritiek, dat de regeringscolleges en het ambtenarendom, zich van alle vooruitgang en hervormingen afkerig zijn. In 1801 betreedt hij de universiteit van Jena als privaat docent en krijgt de naam van een duistere en onbegrijpelijke denker. Zijn werk, de fenomenologie, wil het worden van het bewustzijn aantonen. Volgens deze voorstelling zal de mensheid zich met langzame en logische stappen voorwaarts bewegen.

Een tijdgenoot schrijft: “Onmondigheid is het onvermogen van de mens zich zonder hulp van zijn verstand te bedienen”, Heb de moed, u van uw eigen verstand te bedienen!

Søren Aabye Kierkengaard,
Kopenhagen 5 mei 1813 – 11 november 1855

“Mijn ongeluk is dat in de tijd, dat ik van ideeën zwanger ging, ik me op het ideaal verkeek. Daarom baar ik misbaksels en beantwoordt de werkelijkheid niet aan mijn vurige verlangen”. Hij draagt het bewustzijn met zich, dat één enkel mens de tijd niet helpen of redden kan, hij kan slechts uitdrukken dat ze ten onder gaat.

 

Karl Marx,
Trier 5 mei 1818 – Londen 14 maart 1883

Geboren als een zoon uit een rabbijnenfamilie en als 17 jarige gaat hij naar de universiteit en leidt het vrije studentenleven. In het stamcafé ontwikkelt hij daar hemel bestormende theologieën en politieke revolutionerende theorieën. Hij promoveert in 1841 en een vriend schrijft hem “Kom naar Bonn dan wordt het misschien spoedig het voorwerp van de algemene aandacht en wij kunnen hier de crisis in haar belangrijkste elementen uitlokken”.

In 1848 publiceert hij het Communistische Manifest te Brussel. Marx heeft een werkhartstocht, die hem de zaak van de armen en ellendeling tot zijn doel maakt. Zijn werkelijke hartstocht is: dat iemand iets nieuws wenst en niet het omverwerpen van het oude wenst.

Later schrijft hij:
“Het wapen van de kritiek kan zeer zeker de kritiek van de wapenen niet vervangen”.
“De materiële macht moet door materiële macht ten val worden gebracht”.

Het communisme is de emancipatie (bewustwording) van alle menselijke zinnen en eigenschappen. Het maakt de mens tot de eigenlijke mens. De mens wordt niet door bovennatuurlijke krachten verlost, hij moet zichzelf verlossen.

 

Albert Einstein,
Ulm 14 maart 1879 – Princeton 18 april 1955

Charles Nordman schrijft in het voorwoord van het boek “Einstein en het heelal” uit 1923 het volgende. Indien zoals Plato zegt “liefde is een drang naar het oneindige”. Waar bloeit dan de liefde rijker dan in het hartstochtelijk verlangen naar kennis dat ons met onweerstaanbare kracht tegen de geheimzinnige muur van de buitenwereld jaagt? Er is in ons een onbestemd gevoel, dat daarachter zich dingen verbergen van ongeëvenaarde pracht! Wat? Het antwoord zoekende heeft de mens de wetenschap geschapen. Met een geweldige slag heeft een reus Einstein, die muur doen scheuren. Slechts enkele stralen van het verborgen licht dringen er doorheen en het oog zwelgt in verrukking van verblindende glans.

 

 

Benedictus de Spinoza,
(gelatiniseerde vorm van Baruch Spinoza)
(Amsterdam, 24 november 1632 – Den Haag, 21 februari 1677)

Onder de natuurfilosofen is Spinoza een radicaal die elke vorm van Openbaring of profetie ontkende en geen andere verklaring accepteerde dan die gebaseerd op de rede.

Hij leverde felle kritiek op de letterlijke uitleg van de Bijbel door zijn tijdgenoten. Ook stelde hij dat de Bijbelse profeten niet namens God spraken, maar gewone mensen waren met verbeeldingskracht. Hij stelde dat door zijn nieuwe definitie “God” en natuur als oneindige substantie hetzelfde zijn en dat inzicht in de natuur de kennis van het “goddelijke” verhoogt.

Als politiek denker vond hij dat de macht van de staat nooit aan een enkeling toevertrouwd mocht worden, omdat daar misbruik van gemaakt zou worden.