Eind 18de en 19de eeuw werden tal van indelingen van de menselijke soort bedacht, deze zogenaamde rassen werden vooral onderscheiden op basis van leefgebied, huidskleur, taal en haartypes.
In de antropologie sprak men, over vijf menselijke rassen die op geografische en fenotypische eigenschappen waren gebaseerd: Kaukasisch, Mongools, Amerikaans, Ethiopisch en Maleis.
Relativiteit van het begrip menselijk ras.
Een probleem met de indeling van bevolkingsgroepen in rassen is de onnauwkeurigheid ervan. Van sommige bevolkingsgroepen is de komaf niet duidelijk, en vrijwel alle groepen hebben zich in meer of mindere mate vermengd in de loop van de geschiedenis. Elk volk heeft met de zogenaamde DNA haplogroepen met eigen genetische kenmerken. Met een onderzoek kan men een stamboom opstellen met de meest waarschijnlijke verwantschap tussen volkeren en de migraties van de moderne mens in de laatste 150.000 jaar. Het kan in een aantal contexten wel degelijk zinvol zijn om aan te geven wat de genetische achtergrond van een persoon is.
De culturele identiteit wordt vaak ook door een persoon zelf ontleend aan de etnische achtergrond.
Juridische betekenis.
In internationale wetgeving en verdragen worden theorieën over verschillende menselijke rassen bij voorbaat uitgesloten en verworpen. Toch wordt het woord ras vaak wel genoemd bij de gronden waarop discriminatie onwenselijk of verboden is, zonder dat daarmee de rassentheorieën worden onderschreven. Dit wordt gedaan om te verzekeren dat personen die in het algemeen worden toegeschreven aan een “ander ras”, niet buiten de beschermingen van zulke verdragen en wetten vallen.
Biologisch gezien bestaan er binnen de soort Homo sapiens echter geen rassen.
Beoordeling van mensen op basis van hun ras wordt tegenwoordig in de wereld veroordeeld als racisme.